Part of Svalner Atlas Group

Weteringschans 24, 1017 SG Amsterdam
T +31 20 535 4567

info@atlas.tax

Reactie kabinet op voorstel ATAD Richtlijn hybride mismatches met derde landen

Het kabinet heeft deze week gereageerd op de eind oktober voorgestelde wijzigingen van de Anti Tax Avoidance Directive (“ATAD Richtlijn”). Het richtlijnvoorstel van de Europese Commissie ziet met name op het neutraliseren van hybdride mismatches tussen EU-lidstaten en derde landen. Voor Nederland een belangrijk onderwerp gezien de vele hybride structuren met US multinationals (zoals de CV/BV structuren).

Het kabinet heeft deze week gereageerd op de eind oktober voorgestelde wijzigingen van de Anti Tax Avoidance Directive (“ATAD Richtlijn”). Het richtlijnvoorstel van de Europese Commissie ziet met name op het neutraliseren van hybdride mismatches tussen EU-lidstaten en derde landen. Voor Nederland een belangrijk onderwerp gezien de vele hybride structuren met US multinationals (zoals de CV/BV structuren).

In de voorstellen van de Europese Commissie wordt de verantwoordelijkheid voor het neutraliseren van ongewenste effecten van hybride mismatches bij de EU-lidstaat neergelegd; indien het derde land zelf het effect niet wegneemt, moet de EU-lidstaat ofwel de aftrek weigeren ofwel de betaling in de grondslag opnemen.

Het kabinet heeft aangegeven de voorkeur te geven aan maatregelen in OESO verband en ze niet te beperken tot louter de EU. De richtlijn zou daarom zo veel mogelijk moeten aansluiten bij de uitkomsten van het BEPS project. Volgens de OESO (BEPS actiepunt 2) zou de verantwoordelijkheid voor het oplossen van hybride mismatches eigenlijk behoren te liggen bij het land waar de betaling naartoe wordt gedaan; dat land moet de mismatch opheffen.

Ter illustratie: wanneer een EU-lidstaat een betaling aan een derde land doet en die betaling blijft vanwege een mismatch aldaar onbelast, moet volgens de Europese Commissie de EU-lidstaat de mismatch neutraliseren door de aftrek te weigeren, terwijl volgens de OESO het derde land de betaling zou moeten belasten (immers daar gaat de betaling heen). Het kabinet zit hier op de lijn van de OESO: het derde land zou de mismatch moeten opheffen. Dit is ook meer in lijn met het internationaal omarmde uitgangspunt dat belasting moet worden geheven daar waar waarde wordt gecreëerd.

Het kabinet is van mening dat derde landen voldoende tijd moeten krijgen om hun wetgeving daartoe aan te passen. Aangezien het niet reëel is te verwachten dat dit gaat gebeuren voor de beoogde ingangsdatum van de richtlijn van 1 januari 2019, stelt Nederland voor de ingangsdatum van de richtlijn te verschuiven tot 1 januari 2024. Derde landen, zoals de US, hebben dan ruimschoots te tijd hun wetgeving aan te passen om zo hybride mismatches tegen te gaan bij het land van de ontvanger van de betaling. Dit zou voorkomen dat EU-lidstaten de aftrek moeten weigeren, hetgeen in de ogen van het kabinet een onbevredigende uitkomst zou zijn. Bovendien krijgen multinationals dan meer tijd zich aan te passen aan de richtlijn.

Vrijwel alle EU-lidstaten hebben aangegeven nog in 2016 onder Slovaaks voorzitterschap een akkoord te willen bereiken over de richtlijn. Het standpunt van Nederland is thans duidelijk.

Share this publication