Part of Svalner Atlas Group

Weteringschans 24, 1017 SG Amsterdam
T +31 20 535 4567

info@atlas.tax

Nieuwe btw-regels beïnvloeden aftrekpositie holdings vanaf juli 2025

De staatssecretaris heeft op 10 december 2024 twee nieuwe btw-beleidsbesluiten1 gepubliceerd die van groot belang zijn voor de fiscale praktijk. Met de inwerkingtreding van dit nieuwe beleid per 1 juli 2025 worden de Holdingresolutie2 en het Besluit verkoop aandelen3 ingetrokken. De goedkeuring uit de Holdingresolutie blijft in het nieuwe beleid behouden. Wel wordt het beleid ten aanzien van de aftrek van btw op kosten die betrekking hebben op de aankoop, het houden en de verkoop van aandelen aanzienlijk gewijzigd. Dit kan grote gevolgen hebben voor de aftrekpositie van holdingvennootschappen per 1 juli 2025. In dit nieuwsbericht zetten wij de belangrijkste wijzigingen en gevolgen van het nieuwe beleid uiteen.

De btw-positie van de holdingvennootschap

Het enkel houden van aandelen is geen economische activiteit voor btw-doeleinden. Derhalve is inkoop-btw met betrekking tot kosten die zien op het kopen, houden en verkopen van zulke ‘passief gehouden’ aandelen in beginsel niet aftrekbaar. Dit is anders indien het houden van de aandelen tot de economische activiteit van de ondernemer behoort: de aandelen worden dan ‘actief’ gehouden. Hiervan is in de volgende drie gevallen sprake:

  1. Inmenging in het beheer van de vennootschap: Hiervan is sprake als een holding prestaties tegen vergoeding verricht aan haar dochtervennootschap. Een meerderheidsbelang is niet vereist.
  2. Aandelen die een verlengstuk van de economische activiteit van de ondernemer vormen: Hiervan is sprake als de aandelen van de ondernemer een rechtstreeks, duurzaam en noodzakelijk verlengstuk van zijn economische activiteit vormen. Dit vereiste was niet opgenomen in het bestaande beleid, maar volgde wel uit Europese jurisprudentie.
  3. Bedrijfsmatige handel: Hiervan is sprake als bedrijfsmatig wordt gehandeld in aandelen of andere effecten (bijvoorbeeld door een effectenhandelaar).

In het nieuwe beleid worden diverse concrete gevallen opgesomd die voortkomen uit de Europese jurisprudentie over wanneer handelingen met betrekking tot aandelen een verlengstuk van de economische activiteit vormen. Deze gevallen betreffen een (i) herstructurering, (ii) de uitbreiding van de operationele activiteiten of de verkoop van aandelen met het oogmerk (iii) de opbrengsten te gebruiken voor de overgebleven economische activiteiten of (iv) ter dekking van verplichtingen die verband houden met economische activiteiten.

De bestaande goedkeuring in de Holdingresolutie blijft behouden

Afgezien van de hierboven genoemde gevallen waarin de btw ter zake van handelingen die een economische activiteit vormen aftrekbaar is, bestaat er ook een mogelijkheid om btw in aftrek te brengen zonder dat een economische activiteit aanwezig is. Dit betreft de situatie waarin een holdingmaatschappij, die zelf geen economische activiteit verricht, en derhalve geen btw-ondernemer is, een beleidsbepalende en sturende functie vervult. In dat geval kan de holdingmaatschappij dankzij de goedkeuring die sinds oudsher is opgenomen in de Holdingresolutie (VB91/347), op verzoek worden opgenomen in de btw-fiscale eenheid. In dat geval kan de btw die op de holdingmaatschappij drukt, alsnog in aftrek worden gebracht voor zover de fiscale eenheid btw-belaste prestaties verricht. Deze goedkeuring blijft van kracht in het nieuwe besluit, mits wordt voldaan aan de verwevenheidseisen voor het bestaan van een btw fiscale eenheid.

Aftrek van btw ter zake van verkoopkosten aandelen

Het beleid omtrent de aftrek van btw op kosten ter zake van de verkoop van aandelen wordt ingrijpend gewijzigd. Dit betreffen bijvoorbeeld kosten voor due diligence en het verkoop klaar maken van de deelneming.

Tot 1 juli 2025
Onder het bestaande besluit (CPP2004/1709M) dat per 1 juli 2025 wordt ingetrokken, kunnen deze kosten in beginsel als algemene kosten tegen de pro rata in aftrek worden gebracht als het gaat om de verkoop van een dochtervennootschap waaraan de holding prestaties tegen vergoeding verricht of een dochtervennootschap die deel uitmaakt van de fiscale eenheid. Voor een effectenhandelaar geldt wel dat deze kosten aan te merken zijn als directe kosten. Deze btw daarop is alleen aftrekbaar als de koper buiten de EU is gevestigd.

Vanaf 1 juli 2025
Volgens het nieuwe beleid dient getoetst te worden of de verkoopkosten direct kunnen worden toegerekend. Van directe toerekening is sprake als een rechtstreekse en onmiddellijke samenhang bestaat tussen de ingekochte prestaties en een belastbare handeling met aandelen. Kosten die voorafgaand aan de verkoop en overdracht van de aandelen worden gemaakt en uitsluitend zien op de belastbare verkooptransactie, zijn direct toerekenbaar aan de aandelenverkoop. Wanneer kosten na afloop van de verkoop en overdracht van de aandelen worden gemaakt bestaat geen rechtstreekse en onmiddellijke samenhang wanneer die kosten niet uitsluitend hun oorzaak vinden in de belastbare verkoop en overdracht van aandelen. In dat geval is geen sprake van direct toerekenbare kosten. De btw op kosten die direct toerekenbaar zijn aan een btw-vrijgestelde aandelenverkoop zijn niet aftrekbaar, tenzij de koper buiten de EU is gevestigd.

Berekening pro rata

Indien kosten worden aangemerkt als ‘algemene kosten’, kan de btw op deze kosten worden afgetrokken op basis van het aftrekrecht van de gehele onderneming (de pro rata). Wanneer de vrijgestelde opbrengst uit een aandelenverkoop wordt meegenomen in de berekening van de pro rata, leidt dit tot een lager aftrekrecht.

Tot 1 juli 2025
De opbrengst van een aandelenverkoop wordt niet meegenomen in de berekening van een pro rata, tenzij de aandelen worden verkocht door een effectenhandelaar of de verkoop een rechtstreeks, duurzaam en noodzakelijk verlengstuk van de economische activiteit vormt.

Vanaf 1 juli 2025
De opbrengst van een aandelenverkoop kan alleen buiten de berekening van de pro rata blijven als het een incidente handeling is. Hiervan kan ook sprake zijn als het houden van de dochtervennootschap een rechtstreeks, duurzaam en noodzakelijk verlengstuk van de economische activiteit vormt. De aandelenverkoop kan niet als incidentele handeling kwalificeren als een effectenhandelaar of private equity de aandelen verkoopt. Dit laatste is nieuw. Deze aanpassingen kan dan ook grote gevolgen hebben voor de btw-positie van de genoemde type ondernemingen.

Impact

Sinds de totstandkoming van het bestaande beleid is veel nieuwe rechtspraak verschenen. Naar aanleiding van deze rechtspraak konden twijfels bestaan in hoeverre het bestaande beleid achterhaald was. Wat dat betreft zijn deze nieuwe besluiten welkom voor de fiscale praktijk. Desondanks constateren wij dat het nieuwe beleid vergaande gevolgen kan hebben voor de btw-positie van holdingvennootschappen. Onderstaand noemen wij de twee belangrijkste:

• Nu in het nieuwe beleid expliciet is vastgelegd dat getoetst moet worden of verkoopkosten direct kunnen worden toegerekend aan de aandelenverkoop, constateren wij het risico dat de Belastingdienst meer basis zal hebben om de aftrek van btw op de verkoopkosten van aandelen te weigeren.
• Het nieuwe beleid noemt expliciet dat een aandelenverkoop door investeringsmaatschappijen betrokken bij private equity niet als incidentele handeling kan kwalificeren. Dit kan grote impact hebben op private equity investeerders die naar aanleiding hiervan minder btw op algemene kosten in aftrek kunnen brengen. Naar onze mening gaat dit standpunt erg ver en is het kort door de bocht. Wij achten het verdedigbaar te stellen dat een aandelenverkoop door een private equity investeerder zeker niet in alle gevallen als niet-incidenteel moet worden aangemerkt.

Vervolgstappen

Het nieuwe beleid brengt onzekerheden met zich mee omtrent het btw-aftrekrecht van holdingvennootschappen, waaronder private equity entiteiten. Wij adviseren u om de btw-positie van uw holdingvennootschap of concern in in kaart te brengen, zodat eventuele vervolgstappen kunnen worden ondernomen om een negatieve impact op het aftrekrecht per 1 juli 2025 te voorkomen of te verkleinen. Uiteraard assisteren wij u hier graag bij.

Vragen?

Heeft u m.b.t. bovenstaande informatie vragen? Neemt u dan gerust contact op met de collega’s van ons Indirect Tax team.

  1. Besluit van 4 december 2024, nr. 2024-13987 en Besluit van 26 november 2024, nr. 2024-13975. ↩︎
  2. Besluit van 18 februari 1991, nr. VB91/347. ↩︎
  3. Besluit van 3 augustus 2004, nr. CPP2004/1709M. ↩︎

Gerben Markink

Partner

Tijmen Kraaijeveld

Associate

Ingmar Mul

Associate
Share this publication