Part of Svalner Atlas Group

Weteringschans 24, 1017 SG Amsterdam
T +31 20 535 4567

info@atlas.tax

Reparatiewetgeving lucratief belang: belangrijke veranderingen voor managementparticipaties

In een nieuw WFR-artikel bespreken Frederik Mulder en Simon Richards de impact van de recente wijziging van de lucratiefbelangregeling. Deze wetswijziging is een reactie op het arrest van de Hoge Raad van 14 april 2023 en heeft grote gevolgen voor de kwalificatie van managementparticipaties in situaties dat aandeelhoudersleningen zijn verstrekt.

Achtergrond

Bij het laten participeren van managers wordt vaak gebruik gemaakt van een hefboom in de kapitaalstructuur (“envy”). Op deze manier kunnen managers in potentie een (veel) hoger rendement behalen dan de investeerder. De vraag kan dan opkomen of deze envy ook een bepaalde waarde vertegenwoordigt en of de manager wel de juiste prijs heeft betaald voor zijn participatie.

In 2009 is lucratiefbelangwetgeving geïntroduceerd om structuren met een zeer hoge envy te bestrijden. Op basis van deze wetgeving zijn inkomsten uit lucratieve belangen belast in Box 1 (of als wordt voldaan aan de doorstootverplichting, in Box 2). Een managementparticipatie kan op grond van twee criteria als lucratief kwalificeren, namelijk als de manager aandelen houdt die zijn achtergesteld op (een) andere aandelensoort(en) en:

  1. deze achtergestelde aandelen minder dan 10% van het totale nominale aandelenkapitaal vormen; of
  2. op deze achtergestelde aandelen in totaal minder dan 10% van de totale aandeelhoudersinvestering is geïnvesteerd.

Aandeelhoudersleningen en de Hoge Raad

In de uitvoeringspraktijk werden – voorafgaand aan het arrest van de Hoge Raad – bij de beoordeling van het tweede criterium ook aandeelhoudersleningen meegewogen, tenzij werd aangetoond dat de leningen onder gelijke voorwaarden bij een externe partij (zoals een bank of debt fund) konden worden aangetrokken. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 14 april 2023 de rol van aandeelhoudersleningen ingeperkt: alleen in het uitzonderlijke geval dat aandeelhoudersleningen als informeel kapitaal (deelnemerschapsleningen, schijnleningen, bodemloze putleningen) zijn aan te merken, worden deze aandeelhoudersleningen meegenomen bij het tweede criterium.

Reparatie?

De wetgever zag hier een gat in de regeling en een discrepantie met de uitvoeringspraktijk, en heeft daarom de wet gewijzigd. De nieuwe bepaling regelt dat aandeelhoudersleningen worden gerekend tot het nominale aandelenkapitaal als ware het een aparte soort aandelen. De wijziging ziet dus op het eerste criterium. Dit is opmerkelijk omdat het gat was ontstaan bij het tweede criterium.

Impact op managementparticipaties

De implicaties van deze wijziging zijn aanzienlijk. Alle participatiestructuren waarin aandeelhoudersleningen worden verstrekt kunnen binnen de werking van de lucratiefbelangregeling vallen, ongeacht de hoogte van de envy. Het is voor managers essentieel om dit goed te monitoren en waar nodig fiscaal advies in te winnen.

Lees hier het volledige artikel voor een gedetailleerde analyse met praktische voorbeelden (Bronvermelding: WFR 2024/188).

Vragen?

Heeft u vragen over dit onderwerp of het artikel? Neemt u dan gerust contact op met Frederik Mulder of Simon Richards.

Frederik Mulder

Partner

Simon Richards

Associate
Share this publication